Zakkaartje zingeving in de palliatieve fase
In de richtlijn Zingeving en spiritualiteit in de palliatieve fase vind je drie eenvoudige, open vragen die hierbij kunnen helpen.
Een belangrijke voorwaarde is wel dat er voldoende veiligheid en vertrouwen is. Mensen zullen niet over iets praten dat zij moeilijk vinden, waar zij zich kwetsbaar in voelen, als zij zich bij jou niet op hun gemak voelen, of als de situatie niet veilig is.
Zorg dus voor een prettige omgeving waarin je niet gestoord wordt, en geef mensen de tijd en ruimte om bij zichzelf te komen. Voel aan of zij zich veilig en op hun gemak voelen bij jou. Leg uit wat je doet en vraag toestemming. Wees daarbij je zelf, gebruik je eigen woorden, neem de tijd. Realiseer je dat mogelijk aan één gesprek niet genoeg hebt.
De drie vragen zijn:
1 – Wat houdt u bezig op dit moment?
Deze vraag brengt iemand bij zichzelf, vraagt om naar binnen te kijken: wat gaat er in het eigen hoofd om? Dit is eigenlijk best intiem. Het kan daarom best een lastige vraag zijn. Neem daarom de tijd, geef ruimte voor het verhaal dat komt. Vraag zo nodig door, met belangstellend, vriendelijk. En merk op of iemand zich voldoende veilig en op haar gemak voelt. Als dat niet zo is, kijk of je daar wat aan kan doen. Stel zo nodig het gesprek uit tot een beter, veiliger moment.
Als blijkt dat iemand met een levensvraag (zie ook hieronder) bezig is, dan kan dat een opening zijn voor de volgende twee vragen hieronder.
2 – Aan wat of wie had u steun in het verleden?
Dit is een vraag naar iemands krachtbronnen: waar vindt zij troost, rust, komt zij tot zichzelf? Misschien buiten in de natuur, wandelend met de hond. Of luisterend naar muziek – welke muziek dan? Of door samen te zingen, of naar een kerk te gaan.
Vraag dan ook of deze krachtbronnen nu ook steun bieden.
3 – Met wie zou u hierover willen praten?
Dit is een vraag naar de mensen bij wie iemand zich vertrouwd voelt en waar zij met haar zorgen terecht kan. Mogelijk de eigen partner, of een goede vriend. Het kan ook zijn dat iemand eigenlijk niemand heeft bij wie zij met haar verhaal terecht kan.
Je kunt deze vragen in je eigen woorden gebruiken, en vervlechten in het gesprek dat je met iemand voert.
Merk je dat iemand:
- worstelt met een levensvraag (vraag 1),
- weinig of geen steun vindt in vertrouwde bronnen van kracht, inspiratie en troost (vraag 2), en
- weinig of geen mensen heeft om mee te praten (vraag 3)?
Overweeg dan of je aan je cliënt wilt voorstellen om begeleiding bij haar levensvragen te zoeken.
Welke begeleiding?
Er zijn vaak meerdere mensen die begeleiding kunnen bieden. Dat kan een ervaren verpleegkundige of verpleegkundig specialist zijn. Of een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog. Misschien wil je cliënt ook dat jij het zelf doet, jullie hadden immers al een gesprek.
Zelf begeleiden?
Het is niet per se vanzelfsprekend dat je iemand goed kan begeleiden bij levensvragen. Deze kunnen heel intens zijn en een groot beroep op je doen.
Ga daarom bij jezelf na of een of meer van de drie P’s geldt::
- je de Professionele competentie hebt: ben je voldoende geschoold en heb je voldoende ervaring?
- het Praktisch haalbaar is: heb je voldoende tijd en mogelijkheden om deze persoon te bieden wat zij nodig heeft?
- de vragen jou niet te veel Persoonlijk raken: komen de vragen niet te dichtbij, raken zij aan pijnlijke ervaringen en zorgen waar je zelf nog niet goed raad mee weet?
Schakel zo nodig iemand anders in. Je kunt dit gewoon uitleggen aan je cliënt. Die zal daar begrip voor hebben.